WELK MELKPOEDER MOET JE KIEZEN?

WELK MELKPOEDER MOET JE KIEZEN?

Bij de moederloze opfok zijn er veel verschillende melkpoeders die verkrijgbaar zijn. Poeder is poeder zou je zeggen. Of zit er meer achter?


Verschillen tussen melkpoeders
De belangrijkste verschillen tussen melkpoeders zit in de grondstoffen die gebruikt worden om een melkpoeder te maken, en de manier waarop die grondstoffen zelf geproduceerd worden. Er zijn producten op basis van magere melkpoeder (de eerst genoemde grondstof op het label is de grondstof waar het meeste van in zit) of op basis van weipoeder. Magere melkpoeder wordt gezien als een hoogwaardiger grondstof dan weipoeder. Dat vertaalt zich ook in de prijs: het is duurder dan weipoeder. Lammerenmelk op basis van magere melkpoeder zal dus ook duurder zijn dan lammerenmelk op basis van weipoeder.

Bij de productie van magere melkpoeder kan er nog wel veel mis gaan: als in dit proces te veel hitte wordt gebruikt dan raken eiwitten beschadigd waardoor deze minder goed verteerbaar worden en de voedingswaarde vermindert. Het is dus van belang dat de magere melkpoeder 'low heat' geproduceerd is.


Het belang van stremming van de melk
Normale schapenmelk stremt in de lebmaag. Als gevolg daarvan verteert het product langzaam en komt de melk geleidelijk in de dunne darm terecht. Melkpoeders op basis van magere melkpoeder hebben hetzelfde effect. Producten op basis van weipoeders stremmen echter niet. Daardoor stroomt de melk na het drinken sneller de darm in. Wanneer er sprake is van een verminderde darmgezondheid (bijvoorbeeld bij cryptosporidiose) zal die hogere belasting van de darm eerder problemen kunnen geven.

Bij melkpoeders op basis van magere melkpoeder duurt het vaak wat langer voordat lammeren significante hoeveelheden krachtvoer opnemen. De vraag is of dit erg is. Zeker in de eerste paar levensweken is een lam nog geen herkauwer, en hoeft ze dat ook nog niet te worden. Het hele verteringsstelsel is nog afstemt op het verteren van melk, en niet op de vertering van grondstoffen in krachtvoeders. Alleen als je doel is om de lammeren heel vroeg te spenen is het belangrijk om hier over na te denken. In de meeste gevallen is het – ook economisch – interessanter om ook bij moederloze opfok de natuurlijke processen zo veel mogelijk na te bootsen. Dat betekent dus: een voldoende lange zoogperiode (minimaal 8 weken en niet op basis van behaald lichaamsgewicht) met melk dat qua vertering zo veel mogelijk lijkt op echte schapenmelk.


De vroegste jeugdgroei is de meest efficiëntste
Hoe jonger het dier is, des te efficiënter het voer (in dit geval melk) omzet in groei. En een lam dat beter groeit heeft is beter bestand tegen allerlei ziektekiemen. Ziekteproblemen tijdens de melkperiode hebben (wanneer de biestvoorziening goed is geweest) vaak een sterke relatie met de hoeveelheid en de kwaliteit van de melk die de lammeren gekregen hebben. Opportunistische kiemen zoals cryptosporidium en coccidiose hebben minder kans bij lammeren die een hoogwaardige voeding ontvangen. Lammeren die goed gegroeid zijn op 8 weken leeftijd zijn gemiddeld genomen ook zwaarder op 20 weken leeftijd. Andersom is het vaak veel duidelijker: de achterblijvers op 8 weken zijn ook de achterblijvers op 20 weken. Zet dus in op een goede jeugdgroei om de lammeren probleemloos groot te laten worden.
Dit is de reden waarom wij adviseren om bij moederloze opfok te kiezen voor een melkpoeder op basis van magere melkpoeder, waarbij gekozen wordt voor een zoogperiode van minimaal 8 weken.


Tips voor de biestvoorziening
De lebmaag van een lam is ongeveer 5% van het lichaamsgewicht. Geef nooit meer dan de lebmaag aankan. Een lam van 2 kg mag dus 100 ml biest per keer krijgen, een lam van 4 kg 200 ml. Bij hele kleine lammeren (1-1,5 kg) is het extra belangrijk dat ze zich niet overdrinken, omdat de lebmaag dan te ver kan worden uitgerekt en de maaglediging wordt belemmerd. Liever een extra portie geven dan als je merkt dat het lam behoefte heeft om te drinken.


Vuistregels voor de melkverstrekking
Verstrek de hoeveelheid melk die gelijk is aan 20% van het lichaamsgewicht van het lam in 5 tot 6 voedingen verdeeld over de dag. Een lam van 5 kg krijgt dan 1 liter melk per dag, verdeeld in porties van 165 ml per voeding (bij 6 voedingen) of 200 ml (bij 5 voedingen). Als de lammeren vlot en goed aan de speen drinken, kunnen ze bij elkaar gezet worden aan een lambar of eventueel een drinkautomaat. Voorkom ook nu weer overvoeren van de lammeren omdat dit het risico geeft op gasvorming, slechte maag/darm lediging en sterfte.