WINTERS WEER: RISICO OP OPHAALZIEKTE

Door het winterse weer neemt de kwaliteit van het gras snel verder af. Daardoor wordt het lastiger om voldoende voer op te nemen, terwijl de behoefte van drachtige ooien aan het einde van de dracht juist stijgt. Het risico op calciumgebrek (ophaalziekte) en slepende melkziekte neemt dan flink toe.  

Je kent het beeld misschien wel: schapen die wat slingerend door de weide lopen, achterblijven als de rest van de koppel opgedreven wordt of die niet of traag naar de voerbak komen. Alle alarmbellen moeten dan gaan rinkelen wat het zijn signalen voor een gebrek aan calcium of een te hoge afbraak van vet, waardoor slepende melkziekte kan ontstaan.

Waarom zie ik het eigenlijk alleen bij ooien in de laatste zes weken van de dracht? 
Het beeld zien we alleen bij hoogdrachtige ooien (meestal vanaf de laatste 6 weken van de dracht). In deze periode neemt het gewicht van de lammeren in de baarmoeder exponentieel toe. Daarvoor is veel energie nodig. Doordat ook het skelet van de lammeren veel groter wordt is ook de calciumbehoefte groter dan eerder in de dracht. Bij meerlingdrachten is de behoefte aan extra energie en calcium vanzelfsprekend veel groter dan wanneer de ooi drachtig is van een eenling. Bij drie- en vierlingdrachten is het risico weer een stuk groter dan bij tweeling drachten. 

30% van de ooien met slepende melkziekte heeft ook tekort aan calcium
Beide ziektebeelden vertonen veel samenhang. Calcium is nodig voor een goede spierwerking. Niet alleen voor de spieren om goed te kunnen bewegen, maar ook voor de spieren die bijvoorbeeld zorgen voor de penscontracties en goede darmbewegingen. Bij een tekort aan calcium komt het maagdarmstelsel meer stil te liggen, waardoor het moeilijker wordt om voldoende voer op een dag op te nemen. Als compensatie worden de vetreserves aangesproken, waardoor het risico op slepende melkziekte stijgt. De aceton die in de lever wordt gemaakt wanneer er sprake is van slepende melkziekte kunnen sommige schapenhouders ruiken in de uitademingslucht van ooien met deze problemen. 

Deze zogeheten ketonlichamen (vandaar ook wel de naam 'ketose') remmen ook het hongersignaal in de hersenen. Schapen worden slomer en stoppen met vreten, terwijl ze dit juist wel zouden moeten. Wanneer de voeropname daalt, daalt ook de opname van calcium. 

Wat moet ik doen?
Op tijd starten met bijvoeren is belangrijk om ziekteproblemen te voorkomen. Schapen met klinische klachten moeten twee keer daags extra energie krijgen. Dit werkt het makkelijkst met bijvoorbeeld Ketosin. Dit is niet zomaar een propyleenglycol drank, maar bevat ook propionaat. Propionaat kan direct door de penswand worden opgenomen en in de lever van het schaap worden omgezet in glucose (bloedsuiker). Verder is het advies om twee keer daags calcium-injecties te geven. 10 cc calcitat onderhuids (maximaal 5 ml per injectieplaats) is voor een ooi van 70-80 kg vaak voldoende. Omdat er aanwijzingen zijn dat een goede vitamine B12 voorziening het risico op slepende melkziekte verlaagt is het verstandig om een injectie Biodyl of Alfafer bij te geven, of te drenchen met Maxi Gro.