BLAUWTONG: MOETEN WE ONS ZORGEN GAAN MAKEN?

BLAUWTONG: MOETEN WE ONS ZORGEN GAAN MAKEN?

In België is in korte tijd op meerdere bedrijven blauwtongvirus (type 8) aangetoond, in een periode dat er normaal gesproken weinig knuttenactiviteit is. Het virus is eigenlijk min of meer 'per toeval' ontdekt bij de reguliere wintermonitoring die plaats vindt op Belgische rundveebedrijven. Er zijn nog geen positieve gevallen bij schapen aangetoond, maar de vaccinatiegraad voor blauwtong is dan ook hoog in België. Het is dan ook nog niet goed te voorspellen wat de klinische klachten zullen zijn bij ongevaccineerde dieren wanneer de virusload met hogere knuttenactiviteit hoger wordt.  

Factoren die de ernst van de ziekteverschijnselen bepalen 
De eerste uitbraak van blauwtong in Nederland was in 2006 en 2007, eveneens door het nu in Belgie gevonden type 8. Toen is duidelijk geworden dat schapen veel zieker worden van een besmetting dan runderen. De ervaring heeft geleerd dat bij de eerste besmetting op een bedrijf er vaak maar één of twee dieren klinisch ziek worden, en dat zo'n één a twee maanden later opeens de rest van de kudde massaal besmet en ziek raakt. Onderzoek uit 2014 geeft voor dit fenomeen een verklaring. Wanneer schapen worden gebeten door knutten (culicoides) die overwegend niet geinfecteerd zijn met het blauwtongvirus, dan treedt er in de huid een sterke lokale ontstekingsreactie op. Deze voorkomt dat blauwtongvirus na een beet door een wel besmette knut massaal het lichaam kan binnendringen. Schapen zullen in dat geval dan ook weinig koorts en andere ziekteverschijnselen tonen. De ontstekingsreactie in de huid treedt echter nauwelijks op wanneer de schapen gebeten worden door knutten die overwegend wel geinfecteerd zijn met het blauwtongvirus. Door dit 'lamleggen' van het afweersysteem in de huid van het schaap komt er veel meer blauwtongvirus in het lichaam terecht. De ziekteverschijnselen zijn dan ook veel ernstiger. Hoe meer knutten besmet zijn, hoe groter dus het risico op klinische klachten.  

Voorkomen van besmette knutten
Om het aantal knutten te verminderen kunnen middelen gebruikt worden die knutten doden. Denk hierbij aan producten als Ectofly, Butox en Neocidol. Door de blauwtonguitbraak van 2006 en 2007 weten we dat we hiermee infectie niet of slechts gedeeltelijk kunnen voorkomen. Mogelijk komt dit omdat het virus al wordt overgedragen voordat de knut sterft door het toegediende middel.
Belangrijker is dus om het percentage besmette knutten in een gebied zo laag mogelijk te houden. Dit kan alleen effectief door ervoor te zorgen dat knutten niet geinfecteerd kunnen raken wanneer zij zich voeden op vee. Vaccinatie van dieren zorgt ervoor dat dieren niet ziek worden en geen virus bij zich dragen. Wanneer een gevaccineerd schaap gestoken worden door een knut wordt het zelf niet ziek, maar zal het ook de knut niet besmetten. 

In Frankrijk en Belgie worden weinig klinische klachten gerapporteerd, zal het dan niet meevallen? 
Het klopt dat er weinig klinische klachten worden gerapporteerd. Ze zijn er echter wel. Wanneer er in gebieden ook gevaccineerd wordt is het logisch dat er minder klinische klachten zijn en dat de knuttenpopulatie minder zwaar besmet is. Ook in periodes met weinig knuttenactiviteit, zoals de afgelopen (relatief koude) maanden, zullen er minder knutten en dus minder besmette knutten rondvliegen. Dat is geen garantie dat het virus, wanneer het in Nederland komt, automatisch ook weinig klinische klachten zal geven. Zeker niet als dit in een periode is met veel knuttenactiviteit. We houden daarom de situatie nauwlettend in de gaten.   


Informatieavonden LTO en GD op 8 en 16 april 2019
In Zuid-Nederland worden er door LTO en de Gezondheidsdienst voor Dieren twee informatieavonden georganiseerd. Op maandag 8 april 2019 om 20.00 uur in “In ’t Zand”, Bestseweg 52 te Oirschot en op dinsdag 16 april 2019 om 20.00 uur in “Ons Boerenerf”, Banendijk 5 te Nederweert-Eind.