Beheersmaatregelen wormen
Beheersmaatregelen ter voorkoming van resistentie en worminfecties
Zoals bij u wellicht al bekend worden steeds meer wormensoorten ‘resistent’ of te wel ongevoelig voor de beschikbare middelen. Dit kan voor sommige bedrijven betekenen dat zij nog maar gebruik kunnen maken van 1 type ontwormmiddel.
Resistentie tegen wormmiddelen treedt op elk bedrijf en tegen elk middel op. Hoe snel dit gebeurd verschilt echter ontzettend van bedrijf tot bedrijf. Dit hangt af van meerdere factoren en die zijn voor elk bedrijf verschillend. Daarom is het opstellen van een plan om wormen te beheersen op een bedrijf ook zeer specifiek voor dat bedrijf en is het moeilijk om 1 advies te geven dat altijd voor elk bedrijf geldt. De hieronder genoemde tips zullen dan ook voor het ene bedrijf makkelijker uit te voeren zijn dan voor het andere. Heeft u specifieke vragen over de situatie op uw bedrijf, neem dan gerust contact met ons op.
Hoewel coccidiose en leverbot ook parasitaire aandoeningen zijn, zijn de beheersmaatregelen heel anders. Vandaar dat wij aan beide andere aandoeningen eigen pagina’s geweid hebben.
Feit 1
Wormen bouwen elke keer dat je ontwormd iets meer resistentie op.
Het is helaas niet waar dat wanneer je altijd goed doseert, je nooit resistentie zal krijgen. De resistentie is niet alleen afhankelijk van de dosis die de wormen te verduren krijgen. Het is wel zo dat onder dosering resistentie in de hand werkt. Er zijn helaas genoeg wormen die een normale dosering of een overdosering prima kunnen verdragen en dus altijd zullen overleven.
Hoe snel je resistentie opbouwt ligt er onder andere aan hoeveel resistentie er al is op het bedrijf. Als er op dit moment 1 van de 100 wormen resistent is tegen bijvoorbeeld Cydectin zal het niet zo snel gaan. Als er al 10 resistent zijn dan gaat het wel snel. Tijdens wetenschappelijk onderzoekwaren er maar 6 behandelingen onder de juiste omstandigheden nodig om 100% resistentie te krijgen. Het kan dus heel snel gaan!
Feit 2
De veehouder merkt resistentie meestal pas op als er al sprake is van >50% resistentie.
De lammeren hebben diarree, je ontwormt ze en er gebeurt niks. Dit is vaak het punt waarop veehouders hulp inschakelen. Helaas treedt resistentie niet van het ene op het andere moment op. Het middel heeft tegen die tijd al meerdere malen onder de maat gepresteerd. Het werkte alleen nog net goed genoeg zodat de diarree wel overging. Dit had wel eerder op kunnen vallen, bijvoorbeeld doordat de tussentijd tussen twee behandelingen steeds korter werd of omdat de lammeren de afgelopen jaren steeds iets minder hard groeiden. De mate van resistentie is het eerste waar te nemen in mestonderzoek, als 2 weken na ontwormen er nog steeds eieren aanwezig zijn, ook al zijn dat er 2, heeft het middel dus niet 100% gewerkt.
Feit 3
Er komen de komende jaren geen nieuwe ontwormmiddelen meer bij.
Het heeft ruim 20 jaar geduurd voordat er na Cydectin een nieuw middel op de markt kwam. Het is niet te verwachten dat we op korte termijn nog meer nieuwe middelen beschikbaar krijgen. Dit houdt in dat we zo lang mogelijk de werkzaamheid van de huidige middelen moeten beschermen. Omdat we op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren in zowel binnen- als buitenland weten dat de resistentie overal en in elke situatie toeneemt zullen we dus andere manieren moeten verzinnen om de wormdruk laag te houden, zonder altijd terug te vallen op ontwormen.
Om er voor te zorgen dat de middelen die nog werkzaam zijn zo lang mogelijk werkzaam blijven op het bedrijf geven wij hieronder een aantal tips. Niet elke tip is uitvoerbaar op elk bedrijf, een plan van aanpak is dus echt maatwerk!
Tip 1
Weet welke middelen nog werkzaam zijn op jou bedrijf
Als je behandelt wil je uiteraard ook dat het product werkt. Zoals hierboven genoemd kan je dat niet alleen maar baseren op wat je ziet.
Voorbeeld: Het ontwormen van ooien rondom het aflammeren kan heel nuttig zijn om de weideinfectie na de winter zo laag mogelijk te houden. Omdat de ooien zelf echter bijna nooit meer verschijnselen vertonen van een hoge worminfectie kan je aan de ooien niet zien of het product wel of niet gewerkt heeft. Het is enorm zonde als het middel niet meer voldoende blijkt te werken en je daarmee de lammeren meteen aan het begin van de weideperiode al blootstelt aan hoge infecties.
Advies: neem een mestmonster 2 weken na behandeling. Neem verse mest van 5-10% van de ooien en stuur deze in om gezamenlijk te laten onderzoeken. Na behandeling zou de ei uitscheiding erg laag tot 0 moeten zijn, als deze hoog is heeft het middel dus niet gewerkt en kun je dit waarschijnlijk ook tijdens het weideseizoen niet meer inzetten.
Tip 2
Zorg dat je de juiste dosering toedient
Hoewel veel mensen zich bewust zijn van het advies om niet onder te doseren gebeurd dit toch regelmatig. Houdt niet alleen rekening met het gewicht maar ook met het materiaal waarmee je dit toedient!
Voorbeeld: Tijdens het ontwormen van de lammeren wordt gebruik gemaakt van een drenchpistool dat ooit is meegeleverd met een vitaminedrench. Hij wordt ingesteld op de juiste dosering en de dieren worden behandeld. Later blijken de dieren toch nog wormen te hebben. Als de veehouder nagaat hoeveel het drenchpistool eigenlijk gaf, bleek dat minstens 2-3ml minder te zijn dan gedacht. Nu zijn dus toch alle dieren onder gedoseerd.
Advies: Drenchpistolen houden met het aangeven van de hoeveelheid geen rekening met hoe dik of dun het product is dat er doorheen gaat! Omdat dit behoorlijk kan verschillen tussen producten moet je altijd checken dat het aantal milliliters overeen komt. Zeker een dikke vloeistof gaat langzamer door de slangetjes waardoor er meer achterblijft dan je zou denken.
Daarnaast kan het gewoon zijn dat de afstelling niet meer goed staat of dat er onderdelen versleten zijn. Check daarom altijd de dosering van de te gebruiken spuit voor je aan de slag gaat.
Tip 3
Weet wanneer je moet behandelen
‘Baadt het niet dan schaadt het niet’ gaat in het geval van wormen dus niet op! Voor de schapen die je op dat moment behandeld lijkt een onnodige behandeling geen kwaad te kunnen, voor je resistentie van de wormen kan dit zeker wel schadelijk zijn en versnel je het proces. Om te beginnen hebben volwassen ooien een (zeer) goede weerstand en hoeven zij eigenlijk bijna nooit ontwormd te worden. Het is daarom ook ontzettend zonde om de ooien standaard te behandelen bij bijvoorbeeld spenen of voor het dekken. Als leidraad geven wij op dit punt het volgende advies:
- Ontworm volwassen ooien alleen rond het aflammeren om de besmetting van de lammeren te verkleinen
- Ontworm eventueel de eerste jaars ooien of oudere ooien in een matige conditie in het najaar
Met betrekking tot lammeren is dit uiteraard minder duidelijk. Behandelen op basis van mestonderzoek is in principe een goed begin. Hierbij geldt echt hoe vaker mestonderzoek hoe beter, zo houd je in de gaten wat de ei-uitscheiding is geweest en hoe snel deze oploopt. De huidige adviezen van het moment van behandelen zijn als volgt:
- Onder de 500 EPG is ontworming nooit nodig
- Tussen de 500 en 750 EPG is soms ontworming nodig, afhankelijk van klinische verschijnselen
- Boven de 750 is het verstandig om te ontwormen
Veehouders die veel mestonderzoek zelf doen zien vaak dat ze pas bij hogere EPGs hoeven te behandelen. Dit is dus ook afhankelijk van de schapen zelf en wat de klachten zijn op het moment van deze uitslag.
Tip 4
Weet waartegen en waarmee je behandeld
Er zijn meerdere producten op de markt die onderling kunnen verschillen van werkzaamheid tegen bepaalde soorten wormen. Soms is het handig om een bepaald middel in te zetten, soms juist niet!
- Middelen uit de ‘witte groep’, zoals Bovex en Panacur, vertonen een hoge resistentie in Nederland. Tegen de voorjaarsworm (Nematodirus) zijn ze echter wel heel effectief en kunnen daar nog erg goed gebruikt worden
- Middelen uit de ‘gele groep’, zoals Levacide, zijn breed inzetbaar en hebben nog weinig resistentie in Nederland. Nadeel is wel dat dit het enige middel is dat vrij snel giftig wordt, je kan dus niet meer dan 1,5x overdoseren.
- Middelen uit de ‘doorzichtige groep’, zoals Ivomec, Dectomax, Eprinex en Cydectin zijn in principe werkzaam tegen alle wormen. Helaas zien we ook tegen deze groep steeds meer resistentie en helaas geldt bij resistentie tegen cydectin dat je resistentie hebt tegen alle middelen uit deze groep!
- Middelen uit de ‘oranje groep’, zoals Zolvix zijn ook breed inzetbaar. Doordat het middel relatief gezien nog niet zo lang op de markt is, is er nog niet veel resistentie in Nederland. Er zijn helaas al wel voorbeelden van bedrijven die wel resistent zijn tegen Zolvix dus ook hier kan je niet direct 100% werkzaamheid verwachten.
- Middelen uit de laatste en niet gecodeerde groep, zoals Flukiver Combi. Dit middel is zeer goed werkzaam tegen de rode lebmaagworm en tegen leverbot. Het doet weinig tot niks tegen diarree wormen dus daar kun je het niet voor gebruiken! Er is nog maar weinig resistentie wereldwijd bekend tegen dit middel.
Tip 5
Stop met ‘ontwormen en direct verweiden’!
Alhoewel dit jaren het advies is geweest blijkt dit juist tegen ons te werken. Omdat je de dieren allemaal tegelijk ontwormt en verweidt loopt de resistentie juist veel sneller op. De enige wormen die dan namelijk op het nieuwe land komen zijn wormen die de ontworming overleeft hebben en dus resistent zijn. Dit betekent dat je veel minder werkzaamheid hebt bij de volgende ontworming. Ons advies is nu om een van de drie onderstaande strategieën te gebruiken:
- Verweid de lammeren eerst, ontworm ze 3 dagen later
- Ontworm de dieren eerst en verweid ze na 3-5 dagen. Dit kan niet met het gebruik van Dectomax, Eprinex of Cydectin aangezien deze producten een lange werkzaamheid hebben
- Als je ze wel in 1 handeling wil vangen, ontwormen en verweiden vanwege praktische redenen, laat dan minstens 5-10% van de dieren die in goede conditie zijn onbehandeld.
Als je bovenstaande adviezen opvolgt zorg je ervoor dat er altijd een kleine wormbesmetting op het land komt van wormen die nog niet resistent zijn. Zo houdt je een langere werkzaamheid van het gebruikte product. De hoeveelheid wormen die dit op het land brengt is dusdanig laag dat je er geen problemen van hoeft te verwachten.
Tip 6
Gebruik andere methoden om de weidebesmetting laag te houden
Als de weidebesmetting niet hoog wordt, kunnen de lammeren een besmetting goed aan en zullen ze langer zonder behandeling kunnen. Er zijn verschillende manieren om dit te doen.
- Wissel het weiden van schapen af met het weiden van koeien of paarden. Zij nemen elkaars wormen op terwijl ze er niet ziek van worden.
- Weid regelmatig om, de meeste wormen ontwikkelen zich op het land binnen 3 weken (soms 2 in de zomer) dus als ze binnen 3 weken weer verder gaan besmetten de lammeren zichzelf niet met eieren die ze zelf op het land gebracht hebben.
- Als je omweidt, laat dan een zo lang mogelijke tijd er tussen tot je weer terug komt, hoe langer hoe beter. Als je in de Nederlandse zomer binnen een maand weer terugkomt is het perceel zeker nog niet veilig!
- Wissel van percelen die gebruikt worden voor de jongste lammeren en de ooien. Lammeren scheiden altijd de meeste eieren uit, als je elk jaar dezelfde weides gebruikt voor de lammeren loopt de weide infectie behoorlijk op.
Tip 7
Maak gebruik van de voeding voor de wormbeheersing
Er zijn een aantal kruiden en andere zaadmengsels te koop die een positieve effect kunnen hebben op het onderdrukken van worminfecties op het land.
- Chichorei kan doorgezaaid worden door bestaand grasland of opnieuw ingezaaid worden in verschillende mengsels. Het heeft naast een zeer goede eiwitsamenstelling een soort ontwormende werking in het lijf van de lammeren. De ei-uitscheiding van lammeren geweid op chichorei neemt af en de groei neemt vaak toe. De percelen kunnen ook gemaaid worden voor hooi of kuil.
- Sommige zaaimengsels bevatten klavers, kruiden en zaden die naast de positieve effecten op de wormdruk zelf ook zorgen voor een betere stikstof benutting van het land. Daarnaast bestaan de gewassen vaak uit diepwortelende soorten waardoor mineralen beter uit de bodem gehaald kunnen worden dan door alleen gras en ze beter tegen de droogte van de afgelopen zomers kunnen.
- We weten intussen dat een hoog eiwitgehalte in het voer niet alleen zorgt voor goede groei maar ook voor aantoonbaar kleinere en minder productieve wormen in de lammeren. Het is niet voor niks dat lammeren in een slechte grasperiode vaak ook meer wormen krijgen! Het kan dus helpen om op schraal land toch bij te voeren zodat de lammeren beter de wormen kunnen aanpakken.
Tip 8
Maak gebruik van fokkerij om je schapen weerbaarder tegen wormen te maken.
We weten dat het ene schaap een veel betere weerstand tegen wormen opbouwt dan het andere schaap. Deze eigenschap blijken ze ook nog eens goed door te geven aan hun nageslacht, dit geldt voor zowel rammen als ooien. Bedrijven die jarenlang selecteren op een goede weerstand tegen wormen kunnen met veel minder ontwormingen per jaar toe.
Er zijn een aantal mogelijkheden om te selecteren op weerstand tegen wormen. De beste methoden zijn het gebruik van individuele mestmonsters of het gebruik van speekseltesten op afweerstoffen (IgAs). Alleen selecteren op basis van wel of geen diarree of bleke slijmvliezen is minder betrouwbaar, sommige schapen vertonen namelijk helemaal geen klachten terwijl ze erg veel wormen hebben. Als je op basis van verschijnselen deze dieren dus zou selecteren, selecteer je juist dieren die de weides extra besmetten.
- Individuele mestmonsters
Hoewel dit een behoorlijk intensieve methode is, werkt hij wel goed. Als je zelf mestmonsters kan controleren dan is dit ook de goedkoopste methode. Van de ooien neem je dan jaarlijks een mestmonster net na het aflammeren en zo selecteer je de dieren met de laagste EPG op dat moment. Als je dit bij lammeren wilt doen moet je minstens 2x in hun eerste weideseizoen monsters nemen om zo te zien welke dieren er standaard de laagste EPGs hebben.
- Nemen van speekselmonsters
Een nieuwe methode is het nemen van swabs van het speeksel van ooien net na het aflammeren. Omdat de weerstand rond het aflammeren daalt stijgt de EPG rond het aflammeren en daardoor worden er nieuwe afweerstoffen tegen wormen aangemaakt, de zogenaamde IgAs. We weten dat de hoeveelheid IgA’s in speeksel goed gerelateerd is aan het EPG van de ooi op dat moment. Dieren die dus veel IgA’s hebben hebben ook een hoge EPG en die dieren wil je liever niet mee verder fokken. De swabs kunnen genomen worden door een iemand van de NSFO en worden naar Schotland gestuurd voor onderzoek. Neem voor meer informatie over prijzen contact op met ons of met de NSFO.