DE DEKPERIODE EN DE DRACHT: TIJD OM EVEN UIT TE RUSTEN?

DE DEKPERIODE EN DE DRACHT: TIJD OM EVEN UIT TE RUSTEN?

Op verreweg de meeste schapenbedrijven in Nederland is het nu de dekperiode. De ram is er nu net uit, volop bezig of gaat er binnen enkele weken tussen. In principe betekent dat een rustigere periode voor de boer. In de eerste periode van de dracht is stress namelijk een zeer nadelige factor. Hoe verder we in de dracht komen hoe drukker het dan weer wordt voor de schapenhouder omdat er dan weer nagedacht moet worden over bijvoeren, opstallen, vaccineren, enz.

Maar is de winter dan een periode waarin de schapenhouder lekker warm bij de kachel kan gaan zitten? Zeker niet, er blijft genoeg te doen!

 

Rammen: uit de koppel of er bij laten lopen?
Of je een ram uit de koppel haalt of er tussen laat lopen kan een bewuste keuze zijn. Voor veel bedrijven is het uithalen van de ram echter een bijzaak en wordt dat gedaan wanneer het een keertje uitkomt. In sommige gevallen zorgt dat er wel voor dat een lammerperiode behoorlijk kan uitlopen omdat ooien ook in de 4de of 5de ronde nog gedekt kunnen worden. Als late lammetjes geen probleem zijn is dat prima maar voor veel mensen zorgt dit als het puntje bij paaltje komt voor veel extra werk en zorgen. Om efficiënt te kunnen werken is dus zeker aan te raden om de ram er na een gezet aantal cycli uit te halen zodat je ook zeker weet dat je na een bepaalde tijd geen lammeren meer krijgt.

Wanneer je de ram er dan ook uithaalt, het is belangrijk dat hij gecheckt wordt of hij gezond is en in wat voor conditie hij is. Een snel herstel en indien nodig een tijdig ingezette behandeling zorgt ervoor dat de ram langer mee kan en ook het jaar daarna weer goede kwaliteit sperma kan leveren.

Jonge niet-drachtige ooien
De jonge ooien die het eerste jaar niet gedekt worden zullen in de meeste gevallen de winter op de wei doorbrengen. Afhankelijk van de weersomstandigheden en de type weides waar de ooien naar toe gaan moeten zij nog wel gemonitord worden voor worm- en leverbotinfecties. Als de winter zacht blijft zullen de wormen ook langer overleven en kunnen ze dus tot verder in het seizoen voor problemen zorgen. Datzelfde geldt voor leverbot gevoelige gebieden. Als de herfst en winter nat en zacht blijft is er bepaalde percelen ook kans op een late leverbotinfectie.

Daarnaast kan het van belang zijn om de jonge ooien wel te blijven voorzien van mineralen. Dat het gras doorgroeit en er voldoende eten aanwezig is wil niet zeggen dat ze daar ook voldoende voedingstoffen vandaan halen. In de winter, zeker een natte winter, is het droge stof niveau van het gras relatief laag en moet er dus meer van gegeten worden om voldoende voedingstoffen binnen te krijgen. Een niet drachtige, jonge ooi moet dit in principe wel weg kunnen eten. Het eerste waar wel tekorten van zullen komen zijn dan de mineralen. Afhankelijk van het ras en de type grond waarop de dieren gehouden worden is het belangrijk om mineralen te geven, al dan niet met bolussen, mineralenemmers of wat krachtvoer.

Jonge drachtige ooien
Als de jonge drachtige ooien buiten blijven lopen is het zeker van belang dat de voeding van de dieren goed in de gaten gehouden wordt. Zoals hierboven beschreven staat, zit het lage droge stofgehalte van het gras deze drachtige dieren in de weg. De lammeren in de buik nemen daar letterlijk ruimte in waardoor deze ooien gewoonweg minder gras kwijt kunnen in de pens. Hierdoor lopen zij een stuk eerder dan hun niet drachtige leeftijdsgenoten tekorten op. Dit kan op het niveau van eiwit en energie zijn maar kan ook op vitamine- en mineraalniveau, zoals het geval bij stijve overhouders. Hierbij krijgen de ooien te weinig vitamine D, calcium en fosfor binnen voor zowel hun eigen skeletgroei als dat van de lammeren. Het gevolg is stijve, kreupele ooien. Het is zaak goed in de gaten te houden wat de kwaliteit van het gras is en tijdig bij te gaan voeren met hooi (dit bevat veel vitamine D) dan wel brok.

Drachtige volwassen ooien
De voedingstoestand van de volwassen ooien is uiteraard ook van belang. Hoewel zij niet meer zelf hoeven te groeien hebben zij wel voldoende eiwit en energie nodig om gezonde en vitale lammeren op wereld te zetten. Ook bij de volwassen ooien kan de graskwaliteit te laag zijn om voldoende van op te nemen, zeker omdat oudere ooien vaker meerlingen hebben en die, naast meer energie en eiwit, ook meer ruimte in de buik innemen. Voor deze ooien is het dus van belang tijdig bij te voeren om problemen met melkziekte en slepende melkziekte rondom het aflammeren te voorkomen.

 

Voel regelmatig naar de conditie
Houd er bij alle schapen rekening mee dat de dieren in de winter meestal dik in de vacht zitten en dat je gewichtsverlies dus niet op het oog kan waarnemen. Het is echt van belang om tijdens de gehele drachtperiode regelmatig een aantal ooien in handen te hebben zodat de conditie gevoeld kan worden in plaats van alleen gezien. Alleen op basis van de gevoelde conditie kan op tijd worden opgemerkt dat de dieren afvallen en dus bijgestuurd moeten worden met bijvoeding.  Daarnaast hoeven ze van andere tekorten niet altijd direct af te vallen dus de beslissing tot bijvoeren moet ook gemaakt worden op basis van de kwaliteit van het gras dat er staat.

Eigenlijk is bij alle diergroepen de vitamine- en mineralen voorziening van belang en moet er afhankelijk van ras, weidegang en bijvoeding ook gezorgd worden dat deze op peil blijft. Hier is geen standaard draaiboek voor, de situatie per bedrijf verschilt enorm! Probeer dus in overleg met je dierenarts de geschikte mineralen voorziening te vinden voor jouw situatie en onthoud dat teveel ook niet goed is.