DIARREE BIJ LAMMEREN: NIET ALTIJD MAAGDARMWORMEN!

Diarree bij een lam door coccidiose

Met enige regelmaat krijgen we de opmerking dat het ontwormingsmiddel niet werkt bij de lammeren met diarree. De oorzaak kan zijn dat er sprake is van resistentie tegen het gebruikte ontwormingsmiddel, maar het kan ook zijn dat er sprake is van een andere oorzaak waardoor de lammeren last hebben van diarree. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een infectie met coccidiose. Coccidiose is een parasiet waarmee het lam zich besmet door opname van de eieren, die we oöcysten noemen. Dit kan zowel in de stalperiode als op de weide gebeuren. Na opname van oöcysten via water of voer wordt de darmwand aangetast. Hierdoor kunnen voedingsstoffen minder goed worden opgenomen. Ook kan schade zijn aan de darmwand waardoor bloedvaten worden aangetast, en zo bloederige ontlasting te zien is. Soms (maar dit hoeft niet altijd) zie je ook dat de lammeren persen op de mest.  

Lammeren die een lichte besmetting oplopen bouwen immuniteit op. Bij een hogere besmetting is er sprake van verminderde groei, grauwe kleur van de wol, verlies van eetlust, vermageren, diarree en persen op de ontlasting. Uiteindelijk kan de aandoening leiden tot sterfte.

Waar komt de besmetting vandaan?
Ooien scheiden vaak beperkt oöcysten uit. In de periode rond het werpen kan er sprake zijn van een verhoogde uitscheiding. Deze oöcysten kunnen door de lammeren worden opgenomen. Dit risico is groter bij een hoge bezetting, zowel op de stal als in de weide. De besmettingsdruk kan snel oplopen omdat 1 oöcyste zich in het lam kan vermenigvuldigen tot miljoenen nieuwe oöcysten.

Wanneer zien we de meeste problemen?
De meeste problemen worden gezien bij lammeren tussen de 4 en 9 weken leeftijd, maar ook bij oudere dieren en met name bij intensief gehouden dieren zien we problemen als gevolg van coccidiën. Dit valt het meeste op bij de jonge lammeren. Wanneer deze bij oudere lammeren worden gevoegd kunnen deze jongere dieren namelijk gemakkelijk besmet raken doordat de infectiedruk in de omgeving al hoog is. De oudere lammeren hebben hier veel minder last van, omdat ze al de kans hebben gehad om weerstand op te bouwen. Ook na een periode van stress zoals plotselinge weersveranderingen of spenen kan de infectie toeslaan.

Hoe voorkom je een zware besmetting? 

In de stalperiode:

  • Strooi de hokken dagelijks op, daarmee verlaag je de infectiedruk
  • Voorkom dat lammeren (ruw)voer opnemen vanuit het stro, zo nemen ze immers ook de oöcysten op. Hebben de lammeren zichtbaar behoefte aan ruwvoer? Bied dit dan aan vanuit bijvoorbeeld een ruifje of zorg dat ze bij het ruwvoer op de voergang kunnen.
  • Houd jongere en oudere lammeren gescheiden, bij voorkeur niet meer dan 2 weken leeftijdsverschil per groep

In de weideperiode:

  • Breng lammeren niet naar buiten op een perceel waar vorig jaar ook hele jonge lammeren hebben gelopen. Oöcysten kunnen met gemak een jaar overleven op de weide.
  • Heb je meerdere leeftijdsgroepen? Breng dan de jonge lammeren niet naar buiten op een perceel waar je eerder dat jaar al met (toen) jonge lammeren hebt geweid
  • Maak je gebruik van voerbakken of creepfeeders? Verplaats deze regelmatig zodat er rondom de bakken geen hoge besmetting kan ontstaan.

 

Twijfel je over een besmetting met coccidiose ? Laat mestonderzoek doen! Een hoog aantal oöcysten in de mest samen met klinische klachten is een duidelijke aanwijzing voor een zware besmetting.

Lukt het ondanks deze tips niet om een besmetting onder controle te krijgen, of is er al sprake van een zware besmetting? Neem dan contact op voor een plan op maat en een behandeladvies.